Lees voor

"Daar heb ik helemaal niets mee"

Bron: Christel Steenhart-van Twillert
Als geestelijk verzorgers in De Haven, zijn wij er voor iedereen. Als er nieuwe mensen komen wonen in De Haven, gaan wij in de loop van de tijd langs om kennis te maken. Als ik vanuit mijn ervaringen spreek zijn er grofweg drie verschillende manieren waarop ik ontvangen word. 

Sommige mensen ontvangen mij hartelijk en soms delen zij gelijk hun levensverhaal, dat vind ik indrukwekkend: mensen vertrouwen mij blijkbaar genoeg om dat te doen. In andere gevallen blijft het een meer oppervlakkige kennismaking en ook dat is prima.

De derde groep wordt groter, ik heb het al verschillende keren mee gemaakt, dat mensen terughoudend zijn. Als ik binnen kom, groeten zij mij vriendelijk, maar als zij horen dat ik geestelijk verzorger ben, dan zie ik iets gebeuren. Een dame gaf mij als antwoord – op de vraag of ze het fijn zou vinden als ik nog eens terug zou komen – “ik geloof dat allemaal niet zoals jij dat gelooft”. Ik vond het opmerkelijk, omdat wij in ons gesprek niet gesproken hadden over wat ik geloof. Zonder erover te praten, had zij haar mening gevormd. Ik heb haar gezegd dat ik haar – onafhankelijk van wat zij wel of niet gelooft - graag wil ondersteunen in de moeiten die zij ondergaat. Daarop leek zij iets te ontspannen en zei ze: “Dan zou ik het fijn vinden als je nog eens langskomt.” Wij hebben lange tijd goed contact met elkaar gehad, totdat ze gestorven is.

Al even geleden stond ik aan het bed van iemand die – gezien de omstandigheden - niet lang meer te leven had. De ziekte rukte op en het lichaam werd steeds zwakker. Ik kwam bij haar staan en stelde mijzelf voor en benoemde daarbij dat ik geestelijk verzorger ben. Daarop draaide zij zich letterlijk iets van mij af. Het is bekend dat we communiceren met woorden én lichaamstaal. In dit geval vertelde het lichaam een heel verhaal, het sprak boekdelen. Ik benoemde wat ik zag: “Het lijkt erop dat u weerstand heeft tegen geestelijke verzorging, klopt dat?” Mevrouw keek mij enigszins verwonderd aan en beaamde het. Ik vroeg waar die weerstand vandaan komt, waarop zij wat ontwijkend antwoordde: “Ik heb het daar niet zo op.” Ik vroeg of zij bang was dat ik haar kom bekeren…”. Ze zei: “Ja…en daar zit ik niet op te wachten!” Ik heb gezegd dat ik haar niet kan bekeren, maar dat ik haar graag wil bijstaan, als zij daar behoefte aan heeft. Vervolgens hebben we verschillende gesprekken gehad over zingeving, waarbij teruggeblikt werd op haar leven en vooruit gekeken naar wat komen gaat.

Zo was er een kennismaking met een man, die ook ernstig ziek was. Ook hier noemde ik mijn naam en functie. Daarop zei meneer: “Daar heb ik helemaal niets mee.” Ik vroeg: “Waar heeft u niets mee?” Hij antwoordde: “Ik heb niets met het geloof, nooit gehad ook.” Na wat doorvragen, bleek er sprake van gevoel van afwijzing door mensen die naar de kerk gaan. Die hadden hem regelmatig geprobeerd ‘te bekeren’ en dat was niet gelukt en nu moest hij er niets meer van hebben. Ik heb uitgelegd dat ik er als geestelijk verzorger niet alleen ben voor mensen die gelovig zijn, maar voor iedereen. Niet alleen gelovige mensen, maar (vrijwel) iedereen heeft zingevingsvragen: “Wat had mijn leven voor zin?”, “(Wat) doet mijn leven er nu nog toe?” enz. Uiteindelijk heeft deze man uitgebreid gesproken over zijn leven, wat moeilijk is geweest en wat op dit moment nog moeilijk is. De vraag die gesteld kan worden is: “Waaraan ontleent iemand zijn kracht om het vol te houden?”

Intrigerend vind ik het:

Mensen weigeren bij lichamelijke zorg zelden – of nooit - die zorg van een gelovig iemand te ontvangen. Als het gaat om zorg voor de geest, is er regelmatig weerstand als die door een gelovig iemand wordt geboden.

Waar komt die weerstand vandaan? Wat zegt dat over wie? Zit er angst achter? Spreekwoordelijk is angst een slechte raadgever. Ik las in het boek van Stefan Paas en Rik Peels – “God bewijzen, argumenten voor en tegen geloven” – het volgende over mensen die niet gelovig zijn:

Zij laten zich meer leiden door de angst het mis te hebben dan door de hoop het goed te hebben.”

Ik hoop dat de cliënten van De Haven beseffen dat geestelijke verzorging er is voor iedereen, ongeacht afkomst en levensbeschouwing of geloofsovertuiging en dat zij zich vooral – durven – laten leiden door hoop. Dat hoop ik echt.

Christel Steenhart-van Twillert, geestelijk verzorger